Hoe doe je dat toch, de dood aan de kant schuiven, als je thuis komt na een dag waarin hij weer zo hard om zich heen sloeg? En lieve bewoners knakten als breekbare takken van een boom.

Het kruipt onder mijn huid, het grijpt me bij de keel, het nestelt zich in mijn buik.

De enorme boosheid van de man die zijn vrouw zo lang niet gezien heeft en nu net voor haar overlijden afscheid kon nemen.
Ze is paar keer gevallen, omdat zij hem zocht de afgelopen weken. Telkens weer zijn naam roepend, haar benen schoppend tegen de deur. Waar bleef hij nou? Hij was er altijd, iedere dag, met of zonder hondje. En altijd nam hij haar mee naar het restaurant om samen iets te drinken. Zomaar was hij uit haar leven verdwenen, van de één op de andere dag. Hij had haar die avond ervoor niet eens extra gekust om te zeggen dat zij wat langer wachten moest op haar komst. Op haar dagkalender stond dat hij 14:00 uur zou komen. Maar hij kwam niet, hoe hard ze ook riep, hoe woedend zij ook met haar handen om zich heen sloeg. Hij kwam niet en zij bleef hem zoeken.
Het eten ging niet meer zo sinds die dag. Niets smaakte haar meer. Het pijnlijke verlangen naar hem maakte iedere hap bitter. Haar kleding werd steeds wijder, de riem iedere keer een gaatje strakker. Haar krachten werden minder, haar benen dunner en strammer, totdat ze begon te vallen. Dat vallen werd haar dood. Maar eigenlijk was het heimwee, was het de eenzaamheid die haar de dood injoeg. En nu zit hij bij haar bed, hij streelt liefdevol haar koude hoofd met zijn warme handen. Handen die eigenlijk vuisten zijn, omdat de boosheid, de machteloosheid hem zo in de greep heeft gekregen de afgelopen weken.
Vanuit de verte voelde hij dat zij achteruitging. Dat zij niet zonder hem kon. Dat het haar dood zou worden. Hij had het een paar keer uitgeroepen door de telefoon naar mij. En stil had ik geluisterd met het diepe bange besef dat hij de waarheid sprak. De donkere wolk van de machteloze angst en bezorgdheid drongen zich bij me binnen. En ook ik kon niks doen, dan luisteren en het bij zijn verdriet uithouden. Hem helpen ergens daar doorheen hoop te houden. Maar hopen waarop? En nu zit hij bij haar bed en schreeuwt alles in hem, terwijl zijn stem fluistert: ‘Voor haar is het nu goed, zij had het niet nog twee weken kunnen uithouden zonder mij.’

Hoe doe je dat toch, de dood en het verdriet aan de kant schuiven, als je thuis komt na een dag waarin hij weer zo hard om zich heen sloeg. Ik zou hem als een prop oude kranten van me af willen gooien in de verste hoek van de kamer.

Maar het kruipt onder mijn huid, het grijpt me bij de keel, het nestelt zich in mijn buik.

En voor ik slapen ga zeg ik opnieuw die oude woorden ‘Heer, het zijn uw mensen, ik ga slapen.’ Tenminste dat hoop ik, dat ik slapen kan, want mijn hart is zwaar en achter mijn ogen blijven de tranen branden. Maar morgen is er weer een dag….een dag waar de dood weer zomaar de hoofdtoon kan voeren.

Janneke Bregman